Turkse vrouwen werken minder om gezondheidsklachten

De gezondheid van Turks-Nederlandse vrouwen is er slechter aan toe dan die van andere migrantenvrouwen.
Turks.nl Redactie

Dit is een belangrijke verklaring voor de lage arbeidsdeelname van deze groep, blijkt uit dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Slechts de helft heeft een betaalde baan, terwijl dit bij autochtone vrouwen 72 procent is.

Twaalf procent van de Turkse vrouwen ervaart haar gezondheid als slecht of zeer slecht. Marokkaanse en Surinaamse vrouwen komen met negen procent en zes procent op respectievelijk de tweede en derde plaats. Van de Turkse mannen noemt slechts één procent zijn gezondheid slecht. Bij autochtone mannen is dat nog lager.

Etnische minderheden maken vaker melding van gezondheidsklachten, vooral langdurige aandoeningen. Zo komen hoofdpijn, migraine, rugpijn, nek- en schouderklachten en depressie en angststoornissen veel voor bij allochtonen.

Ook factoren die de arbeidsdeelname beïnvloeden zijn onderzocht. Na leeftijd is de mate van fysieke gezondheid hiervoor het meest bepalend. Geslacht, opleiding en geestelijke gezondheid zijn andere factoren die een rol kunnen spelen.

Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn met respectievelijk vijftig procent en 45 procent het minst vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Naast de gezondheid en het lage opleidingsniveau zijn relatief ook het gebrek aan steun uit hun sociale omgeving en beperkte vertrouwen in hun kansen op de arbeidsmarkt verklaringen voor de lage arbeidsdeelname.

Het aantal werkende vrouwen kan omhoog door de gezondheidsbeleving te verbeteren, maar ook het opkrikken van de taalvaardigheid en opleiding kan daartoe bijdragen. Ook het stimuleren van de combinatie van arbeid en zorg kan hen naar werk leiden.

Het onderzoek ‘Moeilijk werken. Gezondheid en de arbeidsdeelname van migrantenvrouwen’ is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Onderwijs, dat inzicht wil krijgen in de redenen dat migrantenvrouwen relatief minder werken. De resultaten zijn gebaseerd op enquêtes, groepsinterviews en gesprekken met artsen.

Novum