Het referendum, een weldaad of een onheilbrengend pad?

Hakan Külcü

In gedachten verzonken ben ik bezield met de wil om voor mijzelf aanschouwelijk te maken wat ik denk, nu zich de vraag aftekent voor ons Turkse-Nederlanders wat wijsheid is met het oog op het aanstaande referendum. De hoop is dat deze geestesroerselen een inhoudelijke discussie zullen aanzwengelen, daar deze momenteel vrijwel ontbreekt. Het referendum wordt gehouden omdat het aantal stemmen in het parlement de grens om de wijzingen zonder referendum van kracht te laten zijn niet heeft weten te halen. We worden deswege gevraagd een goedkeuring danwel afkeuring van een pakket aan 18 constitutionele amendementen te geven die de macht van de Turkse president zal moeten vergroten en een presidentieel stelsel moet invoeren.

Dit betekent dat we zullen moeten reflecteren op wat de menselijke natuur is, en hoe deze wordt beïnvloed door macht. Politieke filosofie en constitutionele theorieën zijn immers niets anders dan een reflectie op de algemene menselijke natuur. Waar dan beter te beginnen dan bij de antieke filosoof Socrates. Zoals Socrates terecht opmerkt is eendracht en harmonie het ultieme doel van iedere samenleving. Een samenleving waarin verdeeldheid heerst is immers als een ziek lichaam. Als het lichaam niet tijdig genezen wordt dan zal het mettertijd vervallen en in een staat van ontbinding geraken. Indachtig dit gegeven dienen we opzoek te gaan naar het antwoord op de vraag van het referendum.

(1) Eén van de meest gewichtige inzichten die ontdekt zijn in de eeuwen en millenia van het menselijk denken, is de gedachte dat een bepaalde kritieke hoeveelheid macht nimmer geconcentreerd mag worden in de handen van slecht één persoon (of een zelfde groep personen). Dit inzicht komt voort uit de ervaring dat macht zelfs de besten onder ons corrumpeert, en dat absolute macht absoluut corrumpeert. Eenieder die macht bezit heeft immers de sterke -al te menselijke- neiging om zich hier meer van toe te eigenen. De vlam van het eigen belang, in de vorm de hartstocht naar eeuwige roem, ongebreidelde macht en roemruchtige weelde en rijkdom, vertroebelen immers de blik van machthebbers wanneer zij hebben geproefd van deze verrukkelijke honing. Mensen zijn nu eenmaal geen engelen.

We worstelen hier dus met een klassiek probleem. Enerzijds, leidt het gistende gif van de machtsconcentratie tot machtsusurpatie en machtsmisbruik bij de machtsbezitter, anderzijds hebben we terdege een sterke staat nodig die grote macht bezit om, oorlogen te beginnen en vrede te sluiten, wetten uit te vaardigen en te handhaven, en uiteraard om recht te spreken. Dit leidt tot het klassieke probleem van de elite, dat reeds door Plato werd aangesneden. Wie of wat garandeert namelijk dat de machthebbers zich aan de regels van de rechtvaardigheid houden, en niet hun eigen persoonlijke begeertes najagen ten koste van het algemeen belang? Eeuwen aan politieke ervaring en reflectie tonen aan dat als de kritieke grens van de machtsconcentratie wordt bereikt, dat dan de persoonlijke eerzucht en machtswellust van een leider het wint van het algemeen belang. Die kritieke hoeveelheid macht doet zich voor op het moment dat de machthebber zich kan bedekken met de mantel der onaantastbaarheid omdat er dan geen tegenmacht meer is die hem tot de orde kan roepen. Vanaf dat punt wordt een machthebber ook vanzelf agressiever in zijn houding en toon, zoals vele historische voorbeelden aantonen.

Laten we dit constitutionele inzicht toepassen op de voor ons liggende problematiek. Sinds 2003 heerst in Turkije één partij ononderbroken onder de vleugels van een sterke leider. Het feit is dat we hier te maken hebben met een machthebber die zowel binnen zijn eigen partij, als in het landsbestuur, veertien jaren de zoetheid van de grootste macht heeft geproefd. Die macht smaakt uiteraard -zoals bij alles dat zoet is- naar meer. Het betreffende pakket aan 18 maatregelen zou de macht van de president dan ook dienen te vergroten. Het zou zijn ambtstermijn als president moeten verlengen met in potentie nog tweemaal vijf jaar.

De reflectie en ervaring leert ons echter dat alles wat menselijk is zijn gezonde maat kent, ook de macht. Een concentratie van macht boven de gezonde dosering maakt het lichaam van de staat evenwel ziek. Mijn overpeinzingen leren mij derhalve dat het wijzer is om niet nog meer macht over te dragen aan de president. Niet één van ons is immers een engel, en niemand van ons kan ongecontroleerde macht goed dragen.

(2) De filosofische bronnen leren ons voorts dat er een aantal remedies zijn voor dit probleem van de kritieke machtsconcentratie. Zij leert ons ten eerste dat wij de verschillende groeperingen, klassen en velden (zoals de media, ambtenarij, wetenschap, het militaire, de rechterlijke macht en wat dies meer zij) naast elkaar dienen te laten bestaan met enige autonomie en een eigen wilsvorming. Zo zullen die verschillende groepen, velden en machten met een gevarieerd palet aan opvattingen op elkaar kunnen botsen binnen de wettelijke grenzen en vrijheden teneinde een machtsverhouding te vinden die hen in een balans houdt.

Het ideaal van iedere samenleving is weliswaar eenheid en eendracht, maar, zoals de filosoof Aristoteles het millenia geleden al aangaf, die eenheid zal moeten bestaan uit een harmonie van veelstemmigheid. Iedere samenleving bestaat nu eenmaal onvermijdelijk uit verschillende sociale groeperingen, velden en klassen met eigen denkbeelden en eigen visies. Door elk van die groeperingen een deel van de macht te gunnen zal een balans gerealiseerd moeten worden. Indien dit niet gebeurt -zo geeft Aristoteles aan- zal het onvermijdelijke gevolg zijn dat conflicten oplaaien, daar bepaalde groepen zich onrechtvaardig behandeld en niet gehoord voelen.

Volgens antieke filosofen als Plato en Aristoteles vormt de democratie, die verre van ideaal is, hierbij zelf een probleem. Iedere democratie kent in potentie het grote gevaar van de tirannie van de meerderheid. Zodra een volksleider de hartstochten van (een bepaald deel van) het volk zodanig aanspreekt dat hij of zij een (kleine) meerderheid achter zich weet te scharen, kan de volksleider het democratische mandaat gebruiken om steeds meer macht naar zich toe te trekken en de andere groeperingen die aanspraak maken het zwijgen op te leggen. Hij zal het ene deel van het volk opzetten tegen het andere, en het geluid van alle groeperingen en machten die hem tegenstaan onderdrukken en in de schaduw stellen. De klassieken leren ons dat meer democratie dus niet altijd en noodzakelijk meer eendracht, rechtvaardigheid en rechtsstatelijkheid betekent. De democratie kan door haar democratische maalstroom immers gemakkelijk vervallen tot een tirannie (van de meerderheid). Vandaar dat het altijd nodig is dat andere groeperingen en machten dan de democratische ook invloed blijven uitoefenen binnen het machtssysteem.

We constateren echter dat de tweedracht binnen het Turkse volk alsmaar is toegenomen gedurende het bewind van de huidige machthebber. Aan welke zijde van de scheidslijn men ook staat, dit is een onverhoopt doch onloochenbaar feit. Die agressieve polarisatie heeft voor zulke grote verscheuringen gezorgd dat de onrustige uitspattingen zijn overgewaaid naar ons moederland, Nederland. Het Vriend/Vijand denken domineert, precies op die manier waarvoor Plato en Aristoteles ons waarschuwden bij het ophanden zijnde gevaar van een tirannie (van de meerderheid). Zij die het regime niet welgezind zijn, dus de andere helft van de Turkse bevolking, vrezen het regime. De Gezi Park betogingen die op brede steun konden rekenen zijn weliswaar met groot machtsvertoon gesmoord, maar we moeten hiermee niet denken dat de voedingsbodem van die opstand is verdwenen. In de harten van de onderdrukten galmt het nog na. De zielen zijn gepantserd. De oorzaak is -zoals Aristoteles al aangaf- gelegen in de immense polarisatie en het gebrek aan een machtsbalans tussen de verschillende groepen en geluiden. En die polarisatie wordt alsmaar groter. Dit is een probleem van ons allen.

In dit kader mag ook niet onvermeld blijven dat de kritische media voor een groot deel aan banden is gelegd, en het regime zich meester heeft gemaakt van het medialandschap. De informatievoorziening wordt geleid door een monopolie van regeringsgezinden. De grote invloed hiervan op de nodige controlemechanismen kan nauwelijks worden overschat. Dit is desastreus omdat hiermee de kritische informatiestroom wordt belemmerd en de mogelijke controle op het regime door het volk wordt ondergraven.

Hetzelfde geldt voor de kemalistische krachten binnen de ambtenarij. Die zijn in de loop der jaren vervangen door aanhangers van de AKP, terwijl de AKP de krachten bundelde met het netwerk van de Gülenbeweging. Gezamenlijk braken zij het bolwerk van de kemalistische ambtenarij. Toen de kemalistische tegenkrachten voor een groot deel waren kortgewiekt, begon het gevecht om de alleenheerschappij tussen de AKP en Gülen. De mislukte coup gaf een laatste grote flikkering van de tegenmachten die inmiddels zijn uitgedoofd. Er zijn een ongekend aantal rechters en aanklagers ontslagen en er is een ongekende schare journalisten achter de tralies beland.

We weten buitendien dat het regime na de mislukte couppoging is overgegaan tot een zuivering van het leger (niet alleen gülenisten, maar ook hooggeplaatste kemalisten). Het instituut van het leger is dusdanig gewijzigd dat de ideologie niet langer hetzelfde is. Het leger dat zich als de beschermheer van het secularisme zag, vertolkte op deze wijze de stem van de oude elite en de meer westers georiënteerde delen van het volk. Wat men van die rol van het leger ook vond, het was een bestaande tegenmacht, en die is nu eveneens verdwenen.

De democratische macht van Erdogan heeft al deze tegenmachten inmiddels verzwakt en ingelijfd. Als we dit alles bezien, dan kunnen we niet anders dan concluderen dat dit tekenen zijn van een ongezonde hoeveelheid macht, die nodig gecheckt dient te worden. Ongebreidelde macht is nimmer in het algemeen belang. Of wij nu voor of tegen het politieke beleid zijn van de AKP, dit is een gegeven. Ook dit is een reden voor mij om ‘Nee’ te zeggen.

(3) Bovenop deze inzichten is er nog de moderne leer van de Trias Politica, waarin dringend wordt aangespoord om de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht goed te scheiden. De gedachte is dat het scheiden van de grote staatsmacht in de verschillende machtsdepartementen zal zorgen dat elk van die machten vanuit de eigen machtsambitie de andere machten zal bevechten en controleren, zodat niet één macht de overhand kan krijgen. Elke macht zou zijn eigen wil moeten kunnen ontwikkelen. De leden van de ene macht zouden zo min mogelijk invloed mogen uitoefenen op de benoemingen van de andere machten (even los gezien van het aspect van de checks and balances). Het doel is dat op deze wijze voorkomen wordt dat één macht alle andere machten overvleugelt en vleugellam legt. Het naleven van deze moderne inzichten is een weldaad omdat het de grote polarisaties die we nu gadeslaan tegenwerkt door een balans te creëren, en het gevaar van een tirannie van de meerderheid helpt verkleinen.

Het nieuwe pakket aan maatregelen zal echter, tegen dit ideaal in, de macht van de president nog meer vergroten. Thans beschikt de president via de leiding in zijn eigen partij reeds over een meerderheid binnen de wetgevende macht. Dus van een echte machtenscheiding tussen de uitvoerende en wetgevende macht is door de partijpolitiek, ook in Turkije, geen sprake. Om het geheel dan toch enigszins in balans te brengen zou dit moeten betekenen dat de rechterlijke macht gecompenseerd wordt door meer autonomie, onafhankelijkheid en een grotere controlemacht op de uitvoerende macht. De realiteit wil echter dat het nieuwe pakket niet alleen de macht van de president vergroot, maar ook zijn invloed op de aanstelling van rechters versterkt. De macht van de president zwelt dus enerzijds aan omdat het nieuwe pakket aan maatregelen het mogelijk maakt voor hem om decreten uit te vaardigen die kracht van wet hebben, het parlement te ontbinden, zijn kabinet samen te stellen zonder instemming van het parlement, en anderzijds, doordat de president de rechterlijke macht afhankelijker maakt en hun ideologie sterker kan beïnvloeden. Dit gebrek aan voldoende machtenscheiding, in samenhang bezien met de ongezonde machtsconcentratie die reeds bestaat bij de president, is een reden temeer waarom ik ‘Nee’ zal moeten zeggen.

Mijn eigen inzichten en denkbeelden zijn door deze meditatie helder en inzichtelijk geworden. De essentie hiervan is dat -of men nu voorstander van het algemene beleid, de visie en de verworvenheden is van de AKP of niet- het in het belang is van eenieder die Turkije een warm hart toedraagt dat een verdergaande machtsconcentratie wordt belemmerd en een verdergaande instabiliteit in het land wordt getemperd. Anders vrees ik het duizelingwekkende besef dat op den duur de peilloze afgrond van een burgeroorlog ons mogelijk beschoren zal zijn.

Sapere Aude!

Hakan Külcü (rechtsfilosoof)