Het bestuurlijk systeem van de TBMM

In mijn recente artikel ‘De presidentsverkiezingen van Turkije (2014)'[1] heb ik enkele obstakels in het bestuurlijke systeem van de Turkse Kamer (Türkiye Büyük Millet Meclisi; TBMM) aangekaart. Het belangrijkste obstakel was dat vrijwel alle politici mazen in de wet proberen te misbruiken om er zelf beter van te worden.
Armand Sağ

Uiteraard heeft dit bepaalde consequenties. Het feit dat Turkse politieke leiders al jaren misbruik maken van bepaalde mazen in de wet, heeft ertoe geleid dat ook de bevolking van Turkije het niet zo nauw neemt met verscheidene wetten. Twee belangrijke voorbeelden zijn de verkeersregels in Turkije die massaal overtreden worden en de eveneens grootschalige belastingontduiking van Turkse burgers. Het zijn voortvloeisels die direct te maken hebben met het gedrag van politici. Tenslotte kopieert de bevolking het gedrag van de leiders omdat deze leiders als voorbeeld gezien worden door het volk.

Zo ook met de presidentsverkiezingen waarin alle kandidaten zonder uitzondering gebruik hebben gemaakt van een maas in de wet omdat zij zich anders überhaupt niet kandidaat mochten stellen. Van de kandidaten mochten anders Recep Tayyip Erdoğan (vanwege zijn huidige functie als premier en AKP-partijvoorzitter), Selahattin Demirtaş (tevens partijvoorzitter van zowel BDP als HDP; beide vertegenwoordigd in de Kamer) en Ekmeleddin İhsanoğlu (woonachtig in het buitenland en in het bezit van een dubbele nationaliteit) zich niet kandidaat stellen. Deze mazen in de wet waren altijd al aanwezig maar recent is men weer begonnen hiervan te profiteren.

In het kader van het laatste, is daar nog het nieuwe kiesstelsel aan toe te voegen. Omdat recent de verkiezingswijze is veranderd, de president wordt niet meer door het parlement maar door het volk gekozen, geldt de functie als een nieuw gecreëerde functie. Hierdoor zijn er nog bepaalde onregelmatigheden en gebrekkige wetsartikelen te bespeuren. Deze onregelmatigheden en gebrekkige wetsartikelen zijn de eerdergenoemde mazen in de wet. Zo kunnen bij de verkiezingen van 2014 presidentskandidaten alleen voorgedragen worden door minstens 20 parlementariërs. Dit bracht echter de parlementariërs van HDP en BDP in een bevoorrechte positie omdat zij met respectievelijk 1,91% en 0,06% toch 29 parlementariërs hebben. Normaliter zijn er voor 29 parlementariërs ongeveer 7% van de stemmen nodig. Echter, omdat Turkije werkt met een kiesdrempel van 10% van de stemmen, kan een partij met 7% (of 1,91%+0,06%) sowieso niet plaatsnemen in het parlement.

Zowel de BDP als de HDP zouden dus eigenlijk niet verkozen kunnen worden volgens de kieswetten. Echter, de kiesdrempel geldt alleen voor politieke partijen en niet voor onafhankelijke kandidaten waardoor de BDP en HDP als traditie al hun kandidaten “ontslaan” vlak voor de verkiezing waardoor het “onafhankelijke” kandidaten worden. Na de verkiezing worden de “onafhankelijke” kandidaten vervolgens weer partijlid om binnen de Kamer een fractie te vormen.

Deze mazen in de wet worden overigens vaker uitgebaat door HDP en BDP (evenals de vroegere DTP), wat in wezen één politiek geheel is en de politieke tak van de terreurgroep PKK vormt. Zo nam BDP in 2009 20 parlementariërs van DTP over, om daarna in 2012 alle behalve één parlementariër over te laten stappen naar HDP. Dit was nodig omdat voor sommige voorstellen er steun van meerdere partijen in de Kamer nodig was. Door naast BDP ook nog een andere partij op te richten, kon de partij het doen blijken alsof ze een brede coalitie hadden van twee politieke partijen.

Maar dit zijn niet de enige problemen van het bestuurlijk systeem in Turkije. Sinds de grondwet van Kenan Evren in 1982 is ingevoerd zijn er veel discussies ontstaan omtrent het verbod op politieke symbolen op universiteiten (waaronder de hoofddoek) en de eerdergenoemde kiesdrempel, maar ook andere kleinere wijzigingen. Omdat Kenan Evren voort sprak van “een terugdraaiing naar het nationalisme van Atatürk”, denken veel Turken dat bijvoorbeeld het niet toestaan van hoofddoeken een voorstel van Atatürk zelf was. Dit is echter pertinent fout, daar Kenan Evren in 1982 ruim 44 jaar na de dood van Atatürk in 1938 zijn eigen interpretatie gaf aan de ideologie van Atatürk. Atatürk heeft dergelijke verboden nooit opgelegd.

Kenan Evren veranderde ook de invulling van het Turkse parlement door tussendoor geen nieuwe wijzigingen meer toe te staan en ook als voorwaarde te stellen dat elke provincie vertegenwoordigd moet zijn door een volksvertegenwoordiger. Dit betekent dat als bijvoorbeeld iemand sterft terwijl hij of zij een parlementariër is, er geen nieuw lid benoemd mag worden. Dit is een groot contrast met bijvoorbeeld Nederland waar iemand al vervangen wordt in het kader van zwangerschapsverlof zodat het aantal parlementariërs in Nederland altijd op 150 staat. In Turkije komt het vaak voor dat het parlement begint met 550 leden maar eindigt met 520 leden. De eis dat elke provincie vertegenwoordigd moet zijn door minstens één volksvertegenwoordiger, komt dan ook daardoor. Een kleine provincie zoals Bayburt heeft bijvoorbeeld maar één parlementariër en zodra deze (om welke reden dan ook) wegvalt, dan moeten er verkiezingen uitgeschreven worden. Van İstanbul mogen echter (bij wezen van spreken) 82 van de 85 parlementariërs wegvallen. Daarnaast is er een eis dat als meer dan 30% van de parlementszetels leeg komt te staan, er vervroegde verkiezingen nodig zijn. In de praktijk komt dit neer op 165 zetels, een gigantisch aantal dat vrijwel onmogelijk bereikt kan worden.

Nu probeert echter vooral de BDP/HDP-fractie te profiteren van deze maas in de wet door hun parlementariërs ook nog verkiesbaar te stellen als burgemeester en/of gouverneur zodat hun leden in wezen een dubbele vertegenwoordiging hebben. En omdat hun plek in het parlement niet opgevuld mag worden, blijven die plekken leeg terwijl de BDP/HDP-kamerleden nog wel hun immuniteit en loon krijgen. In Turkije krijgen parlementariërs namelijk immuniteit en loon gedurende de rest van hun leven, ongeacht hoe lang ze in het parlement zitten of hebben gezeten. In Nederland is dit heel anders. Als we die twee landen vergelijken worden de verschillen in immuniteit (of ‘onschendbaarheid’) en loon (ook wel ‘wachtgeld’ genoemd) duidelijk.

In Nederland is de immuniteit alleen geldig tijdens de termijn als Kamerlid en geldt het alleen voor bestuurlijke handelingen. En zelfs dan zijn er nog uitzonderingen waarbij de immuniteit wegvalt, bijvoorbeeld als de Grondwet wordt overtreden. Dit bleek onder andere met de aanklacht tegen Wilders vanwege discriminatie. Zodoende kan een parlementariër in Nederland aangeklaagd worden indien hij dronken achter het stuur stapt en iemand doodrijdt, omdat dit niks te maken heeft met zijn functie als Kamerlid. In Turkije krijgt een parlementariër volledige immuniteit, dus zelfs drugssmokkel of aanklachten van terrorisme vervallen hiermee. Zo kreeg Mustafa Balbay een celstraf van 34 jaar en 6 maanden voor terrorisme, maar werd hij vrijgelaten zodra hij verkozen werd tot CHP-Kamerlid. Ook BDP/HDP-Kamerlid Sebahat Tuncel kon niet worden vervolgd toen zij een politieagent (c.q. politiecommissaris) een klap in zijn gezicht gaf. Veel andere BDP/HDP-parlementariërs zijn door hun verkiezing als Kamerlid ineens vrijgesproken van aanklachten vanwege banden met de terroristische groep PKK omdat ze immuniteit kregen. In Turkije kan het Constitutionele Hof bij hoge uitzondering iemand uitsluiten van politiek (zoals DTP-voorzitter Ahmet Türk) maar zelfs dit kan maar maximaal een aantal jaar zijn. Ahmet Türk mocht van 2009 tot 2011 geen politieke functie bekleden maar ontving nog wel zijn loon en genoot ook nog steeds immuniteit. Dat wil zeggen dat ondanks het feit dat hij niet verkozen kon worden als politicus, hij juridisch gezien ook niet vervolgd kon worden door rechters.

Bij wachtgeld geldt in Turkije dat zelfs een persoon die maar één dag als parlementariër heeft gediend, de rest van zijn leven recht heeft op wachtgeld. In sommige gevallen hebben zelfs zijn kinderen en kleinkinderen ook nog recht op wachtgeld. Vooral hierom hebben veel BDP/HDP-Kamerleden ongelooflijk veel kinderen; zo heeft Ahmet Türk acht kinderen en tientallen kleinkinderen. In Nederland krijgt een parlementariër wachtgeld afhankelijk van zijn periode als Kamerlid met een bovengrens van zes jaar. Deze zes jaar is een groot contrast met het levenslange beleid van Turkije. Indien een Nederlandse parlementariër minder dan 3 maanden gediend heeft in het parlement, dan heeft hij of zij recht op zes maanden wachtgeld. Indien hij of zij tussen de drie maanden en twee jaar heeft gediend, dan ontvangt die persoon twee jaar wachtgeld. Bij een periode tussen de twee en zes jaar krijgt een Kamerlid wachtgeld voor de exacte duur van de periode waarin hij of zij zitting nam in het parlement. Dus als iemand 2,5 jaar parlementariër was, dan krijgt die persoon ook 2,5 jaar wachtgeld. Als laatst geldt de regel dat als iemand langer dan zes jaar gediend heeft als Kamerlid, hij of zij toch slechts zes jaar recht heeft op wachtgeld. Hiermee worden Kamerleden afgeraden om langer dan zes jaar te dienen als Kamerlid, en tegelijkertijd aangespoord om hun plek af te staan aan nieuwe Kamerleden. In Turkije is dit dus niet aan de orde.

De eerdergenoemde dubbelfunctie van Turkse parlementariërs, in het bijzonder BDP/HDP, als burgemeester en parlementariër heeft nog enkele gevolgen. Zo wordt het burgemeesterschap in Turkije, ondanks het feit dat het om een door het volk gekozen politieke functie gaat, gezien als een “bestuurlijke functie” en niet als een “politieke functie”. Zo kon de eerdergenoemde Ahmet Türk een politiek verbod krijgen en uitgesloten worden van politieke functies maar toch doorgaan met zijn functie als burgemeester van Mardin. Door twee functies als parlementariër en burgemeester te bekleden, dekken BDP/HDP-politici zich in door het wachtgeld en de immuniteit dat gepaard gaat met het Kamerlidschap veilig te stellen en zich dan te verzekeren van een plek in het lokaal bestuur.

Deze maas in de wet zorgt ervoor dat er momenteel 13 lege plekken zijn in het Turkse parlement. Deze lege plekken zijn moeilijk te verklaren als men kijkt naar de gedachtegang achter de Turkse democratie. Zo kan men in Turkije niet stemmen op individuen maar uitsluitend op politieke partijen. Dit is bedoeld om populisme en persoonsverheerlijking te voorkomen. Juist daarom kan men in Turkije alleen maar stemmen op politieke partijen en niet op bepaalde individuen binnen die partijen. Ook niet als ze, bijvoorbeeld, willen dat een bepaald iemand in de Kamer komt vanwege zijn of haar portefeuille, specialiteit, specifieke voorkeur of kennis. Dit kan in Nederland bijvoorbeeld wel. Men kan in Nederland op bepaalde partijleden binnen een politieke partij stemmen omdat die persoon een vrouw is, de portefeuille minderheden beheert, een specialiteit omtrent het Midden-Oosten heeft, of een willekeurige andere reden. Hierdoor is het eigenlijk niet logisch dat Nederland een Kamerlid kan vervangen door. Tenslotte zijn de namen op basis van hun individuele capaciteiten gekozen en niet de partij an sich. In dat kader is het voor Nederland niet logisch om de Kamerleden te vervangen. Zo kan iemand gekozen zijn op basis van zijn of haar actieve lobby voor dierenrechten, om vervolgens tijdens een ziekte vervangen te worden door iemand die juist hamert op vrouwenrechten. Dit kan bij de stemmer een gevoel van oneerlijkheid ontlokken omdat de stemmer nadrukkelijk op iemand wilde stemmen die zich of haar zou inzetten voor dierenrechten en niet op iemand die zich inzet voor vrouwenrechten.

Welnu, in Turkije is het dus precies andersom. Individuen mogen geen directe campagne voeren. Helaas gebeurt dit toch wel, zoals blijkt uit de verpersoonlijking van politieke partijen met hun leider. Eenieder ziet tijdens de verkiezingstijd posters met de partijleider en niet met een inhoudelijk partijprogramma. Op papier is het systeem in Turkije er echter op gericht dat de stemgerechtigde stemt op basis van de argumenten van een politieke partij. Juist hier zou de invulling door de partij niks uit moeten maken omdat de leden geen individuele uitspraken mogen doen en zich moeten schikken aan het partijprogramma. Waarom Turkije de zetels dan niet gemakkelijker doorgeeft, is het resultaat van strikte regelgeving na de ingreep van Kenan Evren. Echter, omdat de situatie nu anders is dan in de turbulente jaren ’80, is deze restrictie verworven tot een maas in de wet. Het leidt er slechts toe dat er veel lege zetels ontstaan. Ondanks dat AKP meermaals heeft aangegeven deze kieswet aan te willen passen, is dit tot op heden nog niet gebeurd. Volgens AKP omdat het een grondwettelijke wijziging betreft wat een tweederde meerderheid van het parlement nodig heeft, maar volgens critici omdat AKP-leden (en politici van andere partijen) er ook van profiteren. Op dit moment zijn er anno de zomer van 2014 dertien lege plekken in het Turkse parlement.

Drie van deze lege plekken zijn ontstaan door het overlijden van AKP-Kamerlid Harun Çakır in 2011, BDP/HDP-Kamerlid Şerafettin Elçi in 2012 en CHP-Kamerlid Ferit Mevlüt Aslanoğlu in 2014. Zij vertegenwoordigden respectievelijk Ordu, Diyarbakır en İstanbul. De overige tien plekken zijn lege plekken van BDP/HDP die de plekken opgeofferd hebben om burgemeesterfuncties te kunnen bekleden met de voordelen van een parlementariër. Dit betekent dat 10 van de 29 parlementariërs van BDP/HDP in wezen de wetten misbruiken door een dubbelfunctie te bekleden. Het was dan ook niet verrassend om van een functionaris van het Turkse parlement te moeten horen dat “BDP, of hoe je ze ook wilt noemen, de meest succesvolle partij van het parlement is. Ze spelen met alle regels en gebruiken alle mazen in de wet die we hebben.”

CHP probeert tevens de wetten om te buigen zodat er een voordeel ontstaat voor partijleden zelf, zoals met het eerdergenoemde voorbeeld van Mustafa Balbay. Ook de AKP probeert mazen in de wet te gebruiken, bijvoorbeeld door te dreigen om vervroegde verkiezingen te laten uitschrijven om zo druk uit te kunnen oefenen op de andere partijen. Omdat de kleine provincie Bayburt, met maar één volksvertegenwoordiger (van het eerder gegeven voorbeeld dat elke provincie vertegenwoordigd moet zijn), in handen van de AKP is, kan het ontslag van die ene parlementariër leiden tot het val van het kabinet. Alhoewel veel van deze wijzigingen door Kenan Evren zijn ingevoerd, hebben latere partijen (zoals ANAP in 1983-1999 en AKP in 2002-heden) deze grondwetswijzigingen verder doorgevoerd om zo hun eigen macht verder te kunnen consolideren. Zo is er vastgelegd dat de wijzigingen van deze kieswetten niet gelden voor de eerstvolgende verkiezingen, maar pas de verkiezing daarna. Omdat veel Turkse politieke partijen last hebben van korte-termijn-denken, en vaak maar eendagsvliegen zijn die slechts één termijn succes hebben, worden er geen plannen gemaakt om deze wijzigingen door te voeren.

En het is juist dit korte-termijn-denken dat de Turkse politiek momenteel veel schade toebrengt. En het brengt ook veel druk op de schouders van de AKP, omdat deze partij nu lang genoeg aan het roer staat om ook lange-termijn-denken te introduceren.

Armand Sağ

26-07-2014

[1] http://turksnl.bitnamiapp.com/opinie/item/4060-de-presidentsverkiezingen-van-turkije.html & http://www.allesinperspectief.nl/Turkije/de-presidentsverkiezingen-van-turkije-2014.html