Nieuw termijn voor AKP heeft toch haken en ogen

Er is nu ruim een maand voorbij sinds Ahmet Davutoğlu de nieuwe premier van Turkije werd op 28 augustus 2014, met Numan Kurtuluş als zijn nieuwe vicepremier. De benoeming kwam nadat premier Erdoğan werd verkozen tot president van Turkije in augustus 2014.
Armand Sağ

Het jaar 2014 heeft dan ook bepaald geen windeieren gelegd voor Erdoğan of zijn Turkse regeringspartij AKP. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 30 maart 2014 had AKP 44% van de stemmen en bij de presidentsverkiezingen op 10 augustus 2014 had AKP-leider Recep Tayyip Erdoğan 52% van de stemmen. Op het eerste gezicht wordt dit nieuwe AKP-termijn dan ook gezien als het resultaat van een stijgend succes. Een succes dat nu al bijna dertien jaar duurt. En dit succes kenmerkt zich ook onder de bevolking van Turkije. De Turkse economie is grotendeels geprivatiseerd, waardoor de meerderheid van de Turken nu een bovengemiddeld inkomen heeft. Turkse bedrijven schieten als paddenstoelen uit de grond en groeien als kool.

AKP kenmerkte zich eveneens door oude projecten toch door te zetten, zelfs al waren het projecten van andere politieke partijen (en in sommige gevallen zelfs van politieke tegenstanders en aartsrivalen). Hiermee zorgde AKP voor een zekere continuïteit door niet na elke verkiezing abrupt te breken met eerdere tradities en projecten. Zo was de devaluatie van de Turkse lira eigenlijk een project van DSP-leider Bülent Ecevit, maar baarde AKP opzien door het in 2004 door te voeren (de devaluatie van 1.000.000 TL naar 1 TL). Het leidde tot een ongekende tevredenheid onder het volk. Ook de aanleg van ondergrondse metrolijnen in de Turkse hoofdstad Ankara kunnen in dit kader gezien worden, net als de uitbreiding van de luchthaven in Ankara. Mede door deze succesvolle projecten in het binnenlandse beleid, wilde de AKP dit nu ook uitbreiden naar het buitenlandse beleid.

Dit heeft ertoe geleid dat Erdoğan en zijn AKP hun ‘succesformule’ nu verder wilden profileren door een actief buitenlands beleid te voeren. Het frappante aan deze actie was dat Turkije onder de AKP zich voor het eerst richtte op het (Islamitische) Midden-Oosten en niet het (Europese) Westen. Dit was onder andere te zien toen Erdoğan in 2009 openlijk ruzie maakte met de Israëlische premier in Davos, maar ook met het Turkse beleid ten opzichte van Esad in Syrië en IŞİD in Irak. Ook de breuk van AKP met de ideologie van Atatürk (de grondlegger van de Republiek Turkije en de eerste president), moet in dit kader gezien worden. Atatürk geloofde namelijk dat Turkije zich moest richten op het Westen en in het bijzonder Europa. Zijn gedachtegoed werd tussen 1923 en 2002 massaal geïmplementeerd, met als hoogtepunten de Turkse EU-aanvraag en het Turkse lidmaatschap van NAVO, VN, OSCE en andere pan-Europese organisaties. AKP richt zich echter vooral op islamitische en Arabische organisaties.

Maar toch komt nu de kritiek langzaamaan ook op gang. Vooral de massale Gezi Parkı-protesten in Turkije, die nu al twee jaar duren, hebben geleid tot een golf van kritiek maar ook sterke polarisatie. De Gezi Parkı-protesten hebben steevast sporadische oplevingen, bijvoorbeeld als er iets herdacht wordt of als er iets belangrijks gebeurt (zoals de dood van een protesterende puber aan de hand van een politieagent of de relatief lage celstraf die deze agent opgelegd kreeg voor ‘moord met zijn dienstwapen’). Het toont aan dat de protesten nog niet geluwd zijn en dat er gemakkelijk weer massale acties kunnen ontstaan. Voor de AKP betekent dit dat er geen grijs vlak meer is. Waar ongeveer 55% van de mensen fanatiek AKP-aanhanger zijn, is de overige 45% fel anti-AKP. Deze polarisatie onder de Turkse bevolking heeft geleid tot een dubbele woonlaag van de samenleving waar AKP’ers en niet-AKP’ers langs elkaar heen lijken te leven.

Dit werd bijvoorbeeld pijnlijk duidelijk toen tijdens de presidentsverkiezingen de İhsanoğlu-stemmers (İhsanoğlu was de voornaamste concurrent van Erdoğan tijdens verkiezingen) de presidentsverkiezingen massaal boycotten. Ze hadden er geen vertrouwen in dat de regerende AKP de verkiezingen op een eerlijke en rechtvaardigde manier zouden organiseren.

De polarisatie van de samenleving heeft ook Erdoğan tot het uiterste gedreven. Op dit moment is AKP eigenlijk gelijk aan Erdoğan. Hij bepaalt alles en niks kan zonder zijn toestemming gedaan worden. Jonge opkomende talenten zijn door Erdoğan op de bank gezet, volgens analisten omdat Erdoğan vreesde dat zijn positie als AKP-leider uiteindelijk belegerd zou worden door deze gretige politici. Een voorbeeld hiervan is Ali Babacan, een jonge welbespraakte Turk die zijn opleiding in Amerika heeft genoten. De hoogopgeleide Babacan werd eerst in 2007 geprezen als de jongste minister van Buitenlandse Zaken maar werd daarna in 2009 van zijn functie gehaald zonder een openbaar gemaakt reden. Op dit moment heeft Babacan nog steeds geen nieuwe functie en fungeert hij al vijf jaar als adviseur aan de premier. Ter verduidelijking: de premier heeft vier adviseurs en deze functies gelden vooral als ‘lege’ functies omdat Erdoğan uiteindelijk toch doet wat hij zelf wil. En zo zijn er meer voorbeelden van hoe de jonge garde van de AKP op de bank wordt gezegd om zo hun opkomst te vertragen.

Deze blokkade van jonge politici binnen de AKP heeft er ook toe geleid dat mensen van buiten de partij aangetrokken worden en relatief snel omhoog klimmen. Zo werd na Ali Babacan, de hoogleraar politicologie Ahmet Davutoğlu aangewezen als minister van Buitenlandse Zaken. Davutoğlu had hiervoor sporadisch advies gegeven aan de AKP vanwege zijn bestseller boek ‘Stratejik Derinlik (Strategisch diepgang) maar was nooit lid geweest van de partij. Hij werd in alle haast lid gemaakt van de partij zodat hij benoemd kon worden als minister. Het was een gigantische stap om iemand die buiten de partij stond en eigenlijk nooit actief lid was geweest, ineens te bombarderen tot een dergelijke ministerspost. Voor Davutoğlu werd het sprookje compleet toen hij in 2014 door Erdoğan werd benoemd tot premier. Erdoğan zelf werd in 2014 president van Turkije.

De transformatie van AKP van jonge, energieke partij in 2002 naar een gesloten oude-mannen-club in 2014, heeft ook gezorgd voor een hardere toon van de partij naar (politieke) tegenstanders. Zo hebben in het afgelopen jaar maar liefst 11 parlementariërs de AKP verlaten uit protest met hun beleid en verstarring naar voormalige bondgenoten toe. Vooral de ruzie tussen de Gülen-beweging (en met name Fethullah Gülen) en de AKP (met name Recep Tayyip Erdoğan) heeft veel kwetsbare plekken blootgelegd binnen de AKP.

Maar naast de polarisatie, gebrek aan c.q. blokkering van jonge talenten en de verstarring binnen de AKP, is het belangrijkste punt van kritiek toch de uitkomst van het buitenlandse beleid van Turkije. Met het implementeren van Davutoğlu’s boek, waarin hij pleitte voor een ‘geen-vijanden’-beleid, veranderde voor het eerst de terughoudendheid van de Turkse diplomatie. Waar het actieve beleid van Turkije in 2009 nog zorgde voor ruim 50 handelsverdragen met Syrië, heeft het nu gezorgd voor Turkse inmenging in een Syrische burgeroorlog. Meermaals hebben Syriërs raketaanvallen uitgevoerd op Turkije, waarbij tientallen doden zijn gevallen, en is er ook een Turks gevechtspiloot neergeschoten door Syrië. Turkije bleek niet in state zichzelf te verdedigen en moest een beroep doen op, onder andere, Nederlandse patriotten (een verdedigingssysteem tegen raketten). Waar het buitenlandse beleid van Turkije, onder leiding van Davutoğlu en Erdoğan, bedoeld was om de wereld aan te tonen dat Turkije geen kleine speler meer was, is het tegenovergestelde nu gebleken. Turkije wil een regionale grootmacht zijn en, net als Amerika, fungeren als een politiemacht in de regio maar blijkt nu niet bij machte om die positie te bekleden. De vele honderdduizenden Syrische, Irakese en/of Koerdische vluchtelingen in Turkije hebben ook een zware last gezet op zowel de Turkse economie als de regionale bevolking.

Het actieve buitenlandse beleid van Turkije heeft ervoor gezorgd dat Turkije betrokken was bij de Arabische Lente-protesten in Syrië, Egypte, Tunesië en Libië alsook de oprichting van de Koerdische autonomische republiek in Noord-Irak. Toen die landen verzeild raakten in chaos, gebeurde dat ook met de Turkse inmenging. Zo is Turkije momenteel verzeild geraakt in de Syrische burgeroorlog waarbij rebellen getraind worden in Turkije. Syrië heeft hierop meermaals raketten afgevuurd waarbij Turkse burgers omgekomen zijn. Davutoğlu noemde als minister de situatie in Syrië nog een essentieel onderdeel van de interne zaken van Turkije. In Egypte heeft de Turkse steun voor het Moslimbroederschap gezorgd voor een breuk in de betrekkingen toen militaire leiders in Egypte het Moslimbroederschap afzetten. Als voornaamste bondgenoot van de Moslimbroeders, en de harde toon van Erdoğan naar de militaire leiders na de coup, zijn de Turks-Egyptische betrekkingen erg bekoeld. In Libië was Turkije de grootste investeerder ten tijde van Khaddafi en probeerden AKP Khaddafi te steunen. Daarna verharde Turkije zijn toon naar Khaddafi toe en steunde AKP de tegenstanders van Khaddafi door de Turkse investeringen te verschuiven van Khaddafi naar de politieke tegenstanders van Khaddafi. Nu Libië anno 2014 verzeild is geraakt in een bloedige burgeroorlog zonder duidelijke winnaar, zijn de investeringen van Turkije verloren gegaan en willen beide groepen geen steun meer van Turkije.

Hetzelfde geldt voor Turkse steun aan de Irakese Koerden, daar het centrale gezag in Bagdad nu alle Turkse handel heeft geblokkeerd. Tussen de autonomische Koerden in het Noorden en het centrale bestuur in Bagdad heerst er namelijk al jaren een felle strijd, waarvan Turkije nu de dupe lijkt te worden. Het centrale bestuur van Bagdad wil ook nog steeds dat Turkije de voormalige vicepresident van Irak (Tarık el-Haşimi) uitlevert, maar Turkije weigert dit waardoor de betrekkingen op scherp zijn komen te staan tussen de twee buurlanden. Naast de Koerden, steunde Turkije tot voor kort ook IŞİD (de van Al Qaida afkomstige rebellengroep ‘Islamitische Staat in Syrië en Irak’). Hierdoor raakte Turkije in conflict met Saoedi-Arabië, een land wat zich al jaren verzet tegen de invloed van Al Qaida in de regio. Volgens Saoedi-Arabië had Islamitisch fanaticisme nooit vaste voet aan wal kunnen krijgen in de regio als Turkije het niet had ondersteund.

In het geval van Tunesië kwam de toespraak van Erdoğan in 2011 dat het Noord-Afrikaanse land de weg van laïcité diende te volgen, als een grote klap voor de islamitische Ennahda, een politieke partij in Tunesië. Ook daar lijkt Erdoğan nu zijn krediet te hebben verspeeld. De enige bondgenoot van Turkije in de regio was tot 2002 eigenlijk Israël, welke na harde kritieken van Erdoğan en beschuldigingen van genocide op de Palestijnen niet meer de vanzelfsprekende bondgenoot van Turkije is. Volgens Erdoğan was de kritiek op Israël nodig om toenadering tot de Arabieren te kunnen bewerkstelligen. Binnen een decennium is het echter compleet verkeerd gelopen: noch de Arabieren, noch de Israëliërs hebben op dit moment een goede band met Turkije.

Het belangrijkste punt is echter de losgeslagenheid van IŞİD, een groep die aanvankelijk steun kreeg van Turkije maar sinds mei 2014 102 dagen lang 49 Turkse diplomaten uit Irak gevangen hield. Onder de gevangenen zijn ook de echtgenoten en families van de consul-generaal, inclusief jonge kinderen en baby’s. Het feit dat Turkije de diplomaten noch met diplomatieke onderhandelingen, noch met speciale commandotroepen, noch met economische sancties vrij kon krijgen, heeft het Turkse imago als opkomend grootmacht en regionale politiemacht immens geschaad.

De blamage van het Turkse buitenlandse beleid zal zich binnenkort ook kenmerken binnen het binnenlandse beleid van Turkije. Dit omdat de pijler van het succes van de AKP gehuisvest is op economische groei en tevredenheid onder de bevolking. Deze economische groei is een direct resultaat van de stabiliteit van Turkije in een altijd onstabiele regio. Nu Turkije de instabiliteit van zijn Arabische buurlanden heeft geïmporteerd, is het slechts een kwestie van tijd voordat buitenlandse investeerders ook Turkije verder zullen vermijden. Voor de tevredenheid van het volk, kon Erdoğan altijd leunen op de vele projecten verspreid over heel Turkije die door andere politieke partijen gestart worden maar niet voltooid waren. Nu AKP deze projecten voltooid en de vreugde van het volk op zijn hand krijgt, is er het probleem van nieuwe projecten. Nu AKP voor het eerst zijn eigen projecten moet ontwikkelen in plaats van andere projecten te voltooien, blijkt ook het gebrek aan creativiteit binnen AKP. Zo zijn recente projecten van de AKP gestuit op felle kritieken en soms zelfs hoongelach, denk hierbij het willen aanleggen van een kunstmatige zee in Ankara en het kappen van bomen in parken om bouwcomplexen aan te willen leggen.

Het lijkt er dan ook op dat 2015 het jaar zal zijn waarin voor het eerst tekenen van verval te zien zullen zijn voor de AKP. Een terugkeer naar de koers van Atatürk lijkt niet meer mogelijk te zijn, ook al heeft het buitenlandse beleid onder die ideologie het langer uitgehouden dan onder de AKP. Betekent dit dat het einde van de AKP in zicht is? Nee, dat denk ik beslist niet. Is dit het begin van het einde voor de AKP? Persoonlijk denk ik meer het einde van het begin, maar het allerbelangrijkste hier is dat de AKP eigenlijk voor het eerst voor een dilemma is komen te staan waarin het echt aan de bak moet. Indien de AKP in staat blijkt om zich aan te passen aan de situatie in plaats van star vast te houden aan een koers wat nu al gedoemd lijkt, zal het nog aan roer kunnen staan. Met de polariserende uitspraken van Erdoğan lijkt dit moeilijker maar zeker niet onmogelijk.

Armand Sağ

8-20 september 2014