Armand Sağ vanuit Armenië (9/10): Terug naar Yerevan

‘s Ochtends vroeg staan we op om terug te gaan naar Yerevan, de trip van Tatev naar Yerevan zal zes uur duren. Dit zijn zes lange uren over verlaten bergweggetjes zonder licht en/of een goede geasfalteerde weg. Daarnaast hebben de mensen hier nog nooit van vangrails gehoord dus een te ruime bocht zal je een ravijn van enkele meters diep in catapulteren. Toch was er een emotioneel afscheid in Tatev, vooral de wodka-verkoper wilde perse afscheid nemen. Hij mompelde nog iets over dat zijn maandinkomen verdubbeld was.
Armand Sağ

En ik ben, als stadsjongen, toch gehecht geraakt aan de mensen in Tatev. Het waren stuk voor stuk gastvrije, vriendelijke en aardige mensen die echt begaan waren met ons; getuige de vele telefoonnummers die we kregen ondanks dat we eigenlijk erg goed wisten dat we elkaar waarschijnlijk niet meer zouden zien.

Het verbaasde mij dan ook niet dat Armeniërs in het Osmaanse Rijk steevast werden beschreven als “Christelijke Turken”, veel eigenschappen hebben ze namelijk gemeen met de Turken. Niet alleen culinair en linguïstisch maar ook cultureel (gastvrijheid, vriendelijkheid). De gesloten grens en vijandigheid tussen de twee landen lijkt dan ook een groot contrast, maar wellicht is het ook wel logisch. Tenslotte hebben broers en zussen onderling ook de grootste ruzies, juist omdat ze zo dicht op elkaar leven en zoveel met elkaar gemeen hebben.

De Arabische Opstand tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft bijvoorbeeld veel minder kwaad bloed gekweekt tussen Turken en Arabieren, en ook de (met terugwerkende kracht ‘Koerdisch’ genoemde) Şeyh Said Opstand heeft lang niet zo veel vijandigheid gecreëerd. De ware reden achter deze immense vijandigheid zit hem meer in het feit dat de Armeniërs door de Osmanen gezien werden als ‘het meest loyaal’ (getuige de officiële titel ‘Millet-i Sadıka’ die geen enkel ander volk binnen het Osmaanse Rijk heeft gekregen).

Dat juist die mensen (die als het meest loyaal werden gezien) in opstand kwamen tegen de Osmanen en een ware ravage achterlieten, moet extra en dubbel pijnlijk zijn geweest voor de Osmanen. Waar van de Arabieren en Koerden (die binnen Osmaanse kringen altijd al als een “zooitje ongeregelde bandieten die niet te vertrouwen zijn” gezien werden) dit wel verwacht werd, kwam de Armeense Opstand van 1915 als een totale en grote verrassing.

Maar toch komt dat broederlijke vanuit Turkse kant terug als ik spreek met mensen in Yerevan van verschillende universiteiten en officiële instanties. De Turken die langskomen spreken altijd verzoenend volgens deze Armeniërs. Het is toch een vredesoffer, vooral als je bedenkt dat er vanuit Armeense kant maar weinig tot niets gedaan wordt om toenadering te zoeken tot Turken. Althans op officieel niveau; de marktverkoper die mij uit het niets een cadeau geeft tot aan de boekverkoper die mij uit het niets korting geeft, spreken boekdelen. Vooral als mijn vraag waarom ik dit krijg, als reactie: “Zo zijn wij Armeniërs, gastvrijheid en vriendelijk. We doen dingen zoals ons hart het opgeeft.” Je zou zo ‘Armeniërs’ kunnen vervangen door ‘Turken’ en het zou nog steeds kloppen.